Voorschool spijkert bij

“Wij zijn ervan overtuigd dat het werkt”

Veel allochtone kinderen en autochtone kinderen van laagopgeleide ouders hebben een achterstand op het moment dat ze op de basisschool binnenkomen. De voor- en vroegschoolse educatie (VVE) probeert dit slechte begin door middel van speciale educatieve programma’s om te zetten in een vliegende start. Openbare Basisschool De Spaarndammer uit Amsterdam werkt sinds vier jaar met zo’n programma: Piramide van het Cito. “De taalvaardigheid en het zelfvertrouwen van onze leerlingen groeien zienderogen.”Het is half september. De zomervakantie is alweer een paar weken achter de rug. In de gecombineerde groep 1 / 2 van juffrouw Anne van Bergen is het rustig. Iedereen bekijkt een eigen prentenboekje. Plotseling begint blonde Max te wiebelen op zijn stoel. “Juf, ik moet naar de wc”, klinkt het. “Je weet wat je dan moet doen,” antwoordt Anne.  Max knikt. “Ik moet op de wc met het plaatje van het jongetje. Daar ga ik plassen of poepen. Dan billen afvegen. En dan handen wassen.” “Heel goed”, prijst Anne. “Ga maar even.” Max loopt naar de deur van z’n klaslokaal en pakt daar een grote kralenketting van een haak. Met de ketting om zijn nek loopt hij naar de wc. Als hij een paar minuten later terugkomt, hangt hij de ketting weer netjes op z’n plaats terug. Een vreemd ritueel? Niet als je eraan gewend bent. “Kinderen die naar de wc willen, moeten altijd zo’n ketting dragen”, zo licht Anne toe. “Voor de hele groep zijn er twee kettingen. Als die weg zijn, mogen de kinderen niet de klas uit. Dan moeten ze eerst wachten tot er iemand terugkomt van de wc. Voor hen is dat wel zo duidelijk. Zelfs zonder kennis van de Nederlandse taal valt het te begrijpen.”Thema’s en structuur
En dat laatste is belangrijk, want niet alle kinderen op de Spaarndammer zijn even taalvaardig. Maar liefst 24 nationaliteiten herbergt de school. Willen die allemaal harmonieus met elkaar omgaan, dan zijn goede (niet-talige) afspraken belangrijk. Vandaar dat het in de eerste schoolmaand traditiegetrouw draait om regels en rituelen. Bijeengebracht onder de overkoepelende paraplu van het thema “Welkom” leren de kinderen van groep 1 / 2 de afspraken kennen over het wc-gebruik, maar ook over eten en drinken, opruimen en het begroeten en afscheid nemen van ouders en leerkrachten. Na een maand wordt het Welkomsthema afgerond en volgt een nieuw onderwerp. Zo passeren meerdere thema’s (Sinterklaas, Lente, Het Lichaam) jaarlijks de revue. Bij de start van ieder nieuw thema krijgen de kinderen een meertalige woordenlijst mee naar huis voor hun ouders, zodat ook zij weten wat er die maand op school centraal staat. Eventueel kunnen ze thuis dieper met hun kind op het maandthema en de bijbehorende woorden ingaan. Behalve de schoolregels, moeten de kinderen zich in deze eerste maand ook de structuur van de Piramidemethode eigen maken. Piramide werkt volgens een vast stramien, dat wordt weergegeven op een bord met zelfklevende plaatjes. ’s Morgens plakt de leerkracht de afbeeldingen op volgorde, zodat de kinderen – ook degenen die moeite hebben met Nederlands – precies weten wat ze die dag te wachten staat. De overgangen tussen de verschillende activiteiten worden vaak gemarkeerd door een liedje. Nel Gruppen, waarnemend directeur van De Spaarndammer en coördinator van de Voorschool: “Zo’n liedje maakt de overgang herkenbaar. Ook kinderen die het Nederlands nauwelijks machtig zijn, snappen dat er iets nieuws op stapel staat. Bovendien kan iedereen meedoen met de gebaren die we bij de liedjes maken. En we herhalen ze vaak, zodat alle kinderen de liedjes uiteindelijk leren. Zo verloopt de taalverwerving spelenderwijs.”

Spelinloop en kring
Een gewone dag op De Spaarndammer begint normaalgesproken om 8.30 uur met de spelinloop. Ouders mogen tijdens deze inloop nog een kwartiertje met hun kind spelen, voordat ze de klas moeten verlaten. “Mijn kind kan moeilijk afscheid nemen”, vertelt een Marokkaanse moeder. “Deze inloop maakt de overgang tussen thuis en school voor haar minder groot. Bovendien weet ik nu beter waarmee zij op school bezig is. Dat vind ik prettig.” Na de spelinloop is het tijd voor de ochtendkring. Eerst zingen de kinderen en de juf een liedje en dan begroeten ze elkaar. Vervolgens introduceert de leerkracht een onderdeel van het thema. Dat gebeurt op een hele concrete manier, vertelt Nel. “Als we het bijvoorbeeld over douchen hebben, nemen we shampooflessen mee en stukjes zeep. We bouwen de poppenhoek om tot douchecel en nodigen de kinderen uit om met de materialen aan de gang te gaan. Ook stellen we ze vragen, zodat ze aan het denken worden gezet over het onderwerp. Bovendien leren we ze natuurlijk nieuwe woorden. Zo praten we  over wat ‘vies’ is en wat ‘schoon’. En we leren de kinderen handelingen, bijvoorbeeld hoe ze hun handen goed kunnen wassen. Piramide is namelijk niet alleen een taalmethode. Ook de motorische en sociaal-emotionele ontwikkeling komen aan bod.” Dat die drie vaak hand in hand gaan, bewijst Hilal. Ze heeft chocolademelk geknoeid op haar blouse en tafel. Anne zegt haar de tafel schoon te maken. Hilal staat beteuterd op en loopt naar het fonteintje. Ze draait de kraan open en begint ijverig haar handen in te zepen en te boenen met een schuurspons. Anne: “Nee, niet je handen! Je tafel!” Ze wijst naar de tafel, maakt een vaatdoek nat en geeft die aan Hilal. Die begrijpt nu plotsklaps wat de bedoeling is. Opgetogen gaat ze alsnog haar tafel poetsen.

Tong uitsteken
Na het kringgesprek is het tijd voor activiteiten en werkjes. Anne: ‘Vaak passen die werkjes binnen het thema. Zo hebben de kinderen onlangs een aantal plaatjes gekregen, die de ‘stappen’ van het toiletbezoek verbeeldden. Die moesten ze in de juiste volgorde plakken en inkleuren.” Vandaag mogen de kinderen zelf een activiteit kiezen. Op het kiesbord, waarop alle activiteiten door middel van plaatjes zijn aangegeven, plakken ze elk hun naamkaartje (herkenbaar aan de kleur en het dier dat erop staat) onder de activiteit die ze gaan doen. Vervolgens gaan ze aan de slag. Zeyneb en Youssra leggen samen een puzzeltje. Niet tot beider genoegen, blijkt al gauw. Binnen de kortste keren krijgen de meisjes ruzie. Zeyneb loopt naar Anne en trekt haar aan haar T-shirt: “Youssra slaat me”, meldt ze. Anne kijkt Youssra streng aan en zegt haar op te houden. Maar zodra zij zich heeft omgedraaid, steekt Youssra snel haar tong uit naar Zeyneb. Niet snel genoeg; Anne heeft het toch vanuit haar ooghoeken gezien. Ze zet een boze stem op en dirigeert Youssra naar een tafeltje, dat apart in een hoekje staat. Daar krijgt ze een ander werkje. Anne: “In principe mogen de kinderen nu zelf kiezen wat ze willen, maar als ze dat niet kunnen, geef ik ze iets. Ook let ik erop dat de kinderen voldoende variatie aanbrengen in hun spel. Ze mogen bijvoorbeeld niet elke dag in de poppenhoek, maar dienen die af te wisselen met de luisterhoek, taalhoek, bouwhoek, knutselhoek of waterhoek. In elke hoek ontwikkelen ze immers andere vaardigheden.” Nadat de leerlingen zo’n drie kwartier bezig zijn geweest met hun (thema)activiteit, zingen ze een liedje. Daarna eten en drinken ze wat. Vervolgens mogen ze naar het speellokaal, waar ze fysiek bezig zijn: ze doen er spelletjes, dansjes of gymnastiek. Of ze gaan naar buiten, om daar te spelen. Om 11.45 uur sluit het afscheidsliedje de ochtend af. ’s Middags worden dezelfde activiteiten – met uitzondering van de spelinloop – herhaald. Nel: ‘De leerkracht grijpt dan nog even terug op wat er ’s ochtends is gebeurd en herhaalt de nieuwe woorden en begrippen, zodat deze beter beklijven.”

Voorschool en tutor
Sommige kinderen hebben die herhaling meer nodig dan anderen. “Niet iedereen is het Nederlands even goed machtig”, vertelt Nel. “De leerlingen die ook op één van de twee naburige peuterspeelzalen hebben gezeten, beheersen de taal vaak beter dan kinderen die pas in groep 1 of 2 op school komen. Geen wonder, want samen met deze peuterspeelzalen vormen de groepen 1 / 2 een zogenaamde Voorschool. Dat houdt in dat we allemaal volgens Piramide werken en samen afspreken hoe we de thema’s invullen. De leidsters op de peuterspeelzalen beginnen op een heel eenvoudig niveau met de basisbegrippen, wij gaan een stapje verder met aanvullende begrippen. Zo ontstaat een doorlopende leerlijn.” Voor de (niet-Nederlandstalige) kinderen die niet naar de peuterspeelzaal zijn geweest, kunnen de begrippen die in groep 1 en 2 aan de orde komen, bijzonder lastig zijn. Een Marokkaanse moeder, wier dochter vanaf vijfjarige leeftijd onderwijs volgt: “Mijn dochter kent sommige woorden niet, maar ze durft de juffrouw dat niet te zeggen. Ik maak me hier zorgen over. Ik ben bang dat ze te ver achter is als ze straks naar groep 3 gaat.” Nel: “Om die achterstand zoveel mogelijk te beperken, werkt Piramide met tutoren: leerkrachten die een paar dagdelen per week de vaste leerkracht assisteren om sommige leerlingen te helpen in de klas. De taalzwakke leerlingen bereiden zij voor op nieuwe thema’s, zodat ze alvast een aantal begrippen kennen, voordat een thema aan bod komt. Hierdoor kan hun achterstand worden omgezet in een voorsprong. Door de kinderen zo op structurele wijze met de Nederlandse taal in contact te brengen, neemt hun taalvaardigheid toe. En daarmee hun kansen in de maatschappij. Wij zijn een zwarte school, maar we scoren bovengemiddeld bij de Citotoets. Dat zegt iets, ook over het succes van Piramide. Want al is het effect van de Voorschool heel moeilijk te meten en zijn er ook genoeg sceptische geluiden te horen – binnen de scholen, maar ook in de wetenschap en media – wij zijn ervan overtuigd dat het werkt. De taalvaardigheid en het zelfvertrouwen van onze leerlingen nemen zienderogen toe.”

VVE faalt?!
Eind juli doken overal in de dagbladen berichten op die het falen van de VVE suggereerden. Uit onderzoek van ITS, een instituut voor sociaal-wetenschappelijk onderzoek dat is verbonden aan de Katholieke Universiteit Nijmegen, zou namelijk gebleken zijn dat voor- en vroegschoolse programma’s geen enkel meetbaar resultaat opleveren. De onderzoekers van het instituut analyseerden de gegevens van het zogenaamde PRIMA-onderzoek (een tweejaarlijks onderzoek onder 600 basisscholen en 60.000 leerlingen) voor kinderen uit groep 2 en kwamen op basis daarvan tot de conclusie dat het voor de taal- en rekenvaardigheid, de werkhouding, het sociaal gedrag, het zelfvertrouwen en het welbevinden van kinderen niet uitmaakt of ze deel hebben genomen aan een VVE-programma. Overigens vinden de onderzoekers het zelf nog te vroeg om de VVE af te serveren. Integendeel. Ze stellen juist dat er vervolgprogramma’s nodig zijn. Vroege interventie zou op zichzelf niet genoeg zijn om tekorten in de thuisomgeving of moeilijkheden later op school op school op te heffen. Vervolgprogramma’s zouden de effecten van de VVE beter kunnen verankeren. Daarnaast geloven de onderzoekers ook dat de het succes van de VVE staat of valt met het gebruikte VVE-programma en de professionaliteit van de uitvoerders. Onderzoeker Geert Driessen: “Veel programma’s worden niet uitgevoerd zoals ze zijn bedoeld. Zo schrijven heel wat programma’s voor dat er minimaal twee leerkrachten op een groep aanwezig moeten zijn. Vaak is dat echter niet het geval, waardoor de beoogde resultaten niet worden gehaald.” Nel Gruppen herkent het probleem: “Veel scholen hebben nu eenmaal personeelsproblemen; dat is een bekend gegeven, waar je maar mee te werken hebt. En natuurlijk: gebrek aan capabele mensen gaat ten koste van de kwaliteit. Zelf hebben wij echter niet zo’n last van een personeelstekort. Omdat wij veel leerlingen hebben die extra zorg behoeven, krijgen we van de gemeente extra geld om (zorg)leerkrachten en interne begeleiders aan te stellen en de klassen te verkleinen. Dus bij ons speelt het kwaliteitsprobleem niet zo. Wij gebruiken een goed programma en hebben ook voldoende speciaal getraind personeel, dat het kan uitvoeren. Overigens: toch motiveert zo’n onderzoek niet echt om er mee door te gaan. De pers schrijft altijd zo negatief over het onderwijs en dat roept aan de ene kant soms best wrevel op. Aan de andere kant denk ik ook vaak: ‘Ach, laat ook maar’. Als ik om me heen kijk, dan zie ik dat veel van onze leerlingen enorme vorderingen maken. Ik denk dat de Voorschool daar ook een aandeel in heeft, al is dat moeilijk met cijfers hard te maken. En waar zou ik mij eigenlijk druk over maken zolang de leerlingen het goed doen?”

Verschenen in: Bijeen (2003).

 

Dit artikel is 2133 keer bekeken