Bermmonumenten

Rouwen op de plaats des onheils

Steeds vaker lijken ze op te duiken langs de randen van wegen: bermmonumenten. Het zijn er inmiddels enige honderden.

De gedenkstenen, teddyberen, kruizen, foto’s, hekjes, waxinelichtjes en bloemen zijn bedoeld om verongelukte verkeersdeelnemers te herdenken. Voor slachtoffers van misdrijven zijn er tegenwoordig herdenkingsplaquettes in binnensteden en dorpskernen. Waar komt de behoefte aan openbare rouw eigenlijk vandaan? En: welke richtlijnen gelden er voor het plaatsen van dergelijke gedenktekens?

Jaarlijks sterven er ruim 5200 mensen een onnatuurlijke dood. Daarvan komen er 836 om in het verkeer en 191 door moord (cijfers CBS StatLine, 2004).Vroeger werden deze mensen herdacht op een begraafplaats, kerkhof of thuis. Tegenwoordig gebeurt dat in toenemende mate (ook) in de openbaarheid. Dat is althans de indruk van Jan de Kroes, van 1995 – 2004 voorzitter van de Vereniging Verkeersslachtoffers. “In de afgelopen tien jaar is het aantal openbare gedenktekens fors toegenomen”, zegt hij. “Vermoedelijk is het fenomeen bermmonument komen overwaaien uit het buitenland. In het mediterrane gebied is het immers al langer heel gewoon om bermmonumenten te plaatsen. Je kunt er zelfs kant-en-klare herdenkingskapelletjes kopen in supermarkten! Waarschijnlijk hebben vakantiegangers het gebruik meegenomen naar ons land. Nederlanders zien het nu ook als een mooie manier om hun smart zichtbaar en geaccepteerd te maken. Vroeger kregen nabestaanden vaak te horen dat ze hun verdriet maar achter zich moesten laten. In die zin is het bermmonument een teken van emancipatie van de nabestaanden. Zij laten zich niet meer wegdrukken, maar weten steun te mobiliseren met behulp van openbare gedenktekens.”

Steun
Jan en Adri den Haan ervoeren de steun die van zo’n gedenkteken kan uitgaan. In 1998 verloren zij hun 27-jarige zoon Erik-Jan door een schietpartij in een Tiels muziekcafé. Adri: “Erik-Jan en zijn vrienden kwamen terecht in een vuurgevecht van twee rivaliserende groepen. Aanvankelijk dachten de jongens nog dat het vuurwerk was… Toen ze in de gaten kregen wat er werkelijk aan de hand was, brak er paniek uit. Via de achteruitgang probeerden zij  te ontkomen. Vergeefs. De doorgang was smal en ze vielen als dominostenen over elkaar heen. In de chaos die toen ontstond, is Erik-Jan neergeschoten.” Twee weken na zijn dood besloten Erik-Jans ouders dat ze een plaquette wilden in de buitenmuur van het café. “Om iedereen te laten weten wat er met onze zoon was gebeurd”, zo zegt Adri. De cafébaas stemde toe, maar toen het café in 2001 werd verkocht moest het echtpaar de plaquette verwijderen. De nieuwe eigenaar vreesde dat deze hem klanten zou kosten. Adri: “Dat was een forse dreun voor ons. Gelukkig kregen we van de burgemeester toestemming elders in de stad een monument te plaatsen. Dat werd een brok natuursteen met een gedicht erop. Deze ligt midden in het centrum, zodat Erik-Jan bij passanten in herinnering blijft. Op zijn verjaardag en sterfdag liggen er vaak bloemen of brandt er een kaarsje. Dat helpt om het verlies dragelijk te maken.”

Waarschuwing
Vaak hopen nabestaanden – zeker van verkeersslachtoffers – ook dat er van het monument een waarschuwende werking uitgaat. Olinde Andringa, Adviesdienst Verkeer en Vervoer van Rijkswaterstaat: “Een monument leidt echter ook af, net zoals een reclame-uiting. Daarnaast is het een obstakel waar mensen, die van de weg raken, tegenaan kunnen botsen. Dit kan het letsel bij een ongeval verergeren. We snappen best dat mensen hun verdriet soms willen uiten door het plaatsen van een monument, maar ze moeten wèl de verkeersveiligheid in het oog houden. Ook raden we nabestaanden af op eigen houtje een ongevallocatie langs de rijksweg te bezoeken, omdat zij daarmee zichzelf en de passerende weggebruikers onbedoeld in gevaar kunnen brengen. Ze doen er beter aan contact op te nemen met Rijkswaterstaat. Onder begeleiding van de wegbeheerder kunnen ze dan op een veilige manier gaan kijken.”

Richtlijnen
Om de verkeersveiligheid rondom bermmonumenten te bevorderen, vaardigde minister Karla Peijs van Verkeer en Waterstaat in 2004 enige randvoorwaarden uit voor het plaatsen, bezoeken en onderhouden van gedenktekens voor verkeersslachtoffers. Zo dienen bermmonumenten op een veilige plaats gerealiseerd te worden. Soms betekent dit dat er een alternatieve locatie in de buurt van de plek des onheils moet worden gekozen. Daarnaast vindt Peijs dat bij de beoordeling van het verzoek tot plaatsing van een gedenkteken ook bepaald moet worden hoe lang het mag blijven staan. Ze schrijft in haar brief aan de Tweede Kamer: “Dit zal maatwerk zijn. Het hangt met name af van de duurzaamheid van het gedenkteken zelf, in hoeverre het doel is om één ongeluk te herdenken dan wel een algemener karakter heeft en van de mate waarin het gedenkteken wordt bezocht en onderhouden.” Verder stelt Peijs dat gedenktekens geen belemmering mogen opleveren voor wegwerkzaamheden en dat de kosten voor het maken en het plaatsen van het gedenkteken in beginsel voor de nabestaanden zijn (of voor de organisatie die het gedenkteken plaatst). Richtlijnen waaraan gedenktekens voor slachtoffers van misdrijven moeten voldoen, zijn er nog niet. Chantal van Dijk van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten: “Dit soort herdenkingsverzoeken wordt per geval en per gemeente bekeken.”

Eigen invulling
De brief van de minister laat de wegbeheerders (Rijkswaterstaat, provincies, gemeenten en waterschappen) voldoende ruimte om een eigen invulling te geven aan het beleid ten aanzien van bermmonumenten en gedenktekens. Daardoor zijn de onderlinge verschillen groot. Zo volgt de gemeente Apeldoorn de richtlijnen van Peijs, maar heeft Rotterdam geen officieel beleid voor bermmonumenten. Odie van Eupen: “Als stelregel hanteren we dat we dergelijke monumenten niet plaatsen. Maar we bekijken we het van geval tot geval. Zo is er bij de Maastunnel wel een monument geplaatst ter herinnering aan de slachtoffers van een groot auto-ongeluk.” Voor slachtoffers van misdrijven worden soms ook gedenktekens geplaatst. Zo kreeg Pim Fortuyn een standbeeld. De wijze waarop de wegbeheerders formeel regelen dat een monument geplaatst mag worden, verschilt eveneens per beheerder. Zo verstrekt de provincie Noord-Holland hiervoor sinds 2000 een gedoogverklaring, terwijl Noord-Brabant slechts toestemming geeft. Cees van den Boer van de provincie Noord-Brabant: “De Wegenverordening schrijft eigenlijk voor dat er voor elk werk op, aan, onder of boven de weg een vergunning moet worden afgegeven. Maar dat kost geld en we willen nabestaanden niet op kosten jagen. Daarom mogen ze van ons een monumentje plaatsen voor maximaal drie jaar.”

Termijn
Na drie jaar kan de termijn nog een keer verlengd worden. Vaker in principe niet. Van den Boer: “Wij zien een bermmonument als onderdeel van een rouwproces en het is wel de bedoeling dat dit uiteindelijk wordt afgesloten. Bovendien kunnen bermmonumenten er ook voor zorgen dat mensen juist emotionele problemen krijgen. Een voorbeeld: Als er bij iemand voor het huis een dodelijk ongeval gebeurt, krijgen de bewoners daar ook het nodige van mee. In het verwerkingsproces is een dagelijkse confrontatie met zo’n gedenkteken een lastig iets.” Veel andere wegbeheerders hanteren een termijn van vijf jaar voor bermmonumenten. Bijvoorbeeld de gemeente Apeldoorn, de provincie Noord-Holland en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Hans Boelsma van de provincie Noord-Holland: “We zijn daar echter niet heel strikt in. Als we zien dat een monument goed onderhouden wordt, geven we meestal toestemming voor verlenging van de termijn. In de praktijk is het nog niet voorgekomen dat we een monumentje tegen de wil van de nabestaanden hebben moeten verwijderen.” Toestemming om een monument voor onbepaalde tijd te plaatsen, krijgen nabestaanden zelden. Uitzonderingen zijn monumenten of gedenktekens met een meer algemeen karakter (bedoeld om bijvoorbeeld alle slachtoffers van een ramp te herdenken) of monumenten die door hun vorm meer permanent zijn. Van den Boer: “Bij ons kunnen mensen er bijvoorbeeld voor kiezen een klimop als gedenkteken te plaatsen. Zo’n plant hoeft niet na een bepaalde tijd verwijderd te worden, omdat die het verkeer niet afleidt.”

Vorm
De meeste wegbeheerders hanteren richtlijnen ten aanzien van de vormgeving van het gedenkteken. Van den Boer: “Behalve een klimop, kunnen de mensen een gedenktegel plaatsen. Deze is alleen toegestaan in de buitenberm en mag maximaal 0,10 meter boven de grond uitsteken. De oppervlakte ervan bedraagt maximaal 0,50 x 0,50 meter en de afstand van de tegel tot de weg bedraagt minstens twee meter. Verlichting van de gedenktegel is niet toegestaan en hij moet zijn verankerd om vandalisme te voorkomen. Als de nabestaanden een ceremonie bij het gedenkteken willen houden, dient dat te gebeuren in het bijzijn van iemand van de provincie. De nabestaanden zijn ook verantwoordelijk voor het onderhoud.” Ook het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier belast de nabestaanden met het onderhoud. Het geeft ze echter meer vrijheid bij de vormgeving van het gedenkteken. Beleidsmedewerker Ed Steiger: “We hebben vastgelegd dat het gedenkteken niet groter mag zijn dan 0,60 x 0,60 meter. Hoe het monument er precies uitziet, is echter aan de nabestaanden. Sommigen kiezen voor een bloemperkje, anderen voor een kruis.” De provincie Noord-Holland laat de creativiteit van de nabestaanden eveneens de vrije loop. Hans Boelsma: “Mijn indruk is dat tachtig procent van de nabestaanden zelf iets maakt. Daar zitten soms mooie dingen bij: smeedijzeren hekjes, Christusfiguren, hartjes, grafsteentjes, houtsnijwerk. Eigenlijk maakt het ons niet uit hoe het monument eruit ziet, zolang het maar aan onze voorwaarden voldoet met betrekking tot de maximale hoogte, oppervlakte et cetera. En als de verkeersveiligheid maar niet in het geding is.”

Verschenen in: Het Uitvaartwezen (Sdu; 2006).

 

Dit artikel is 4159 keer bekeken